Marcase en de serendipiteit

 

 

Willem Elias

De Geus Gent september 2016

 

OF HET VRIJE DENKEN AL DOENDE IN EEN LIJN

 

Serendipity, of in het Nederlands serendipiteit, is een treffend begrip om het oeuvre van Marcase te omschrijven. Het is ook de titel van zijn overzichtstentoonstelling die tijdens de maand september in de Gentse Zebrastraat te bezichtigen valt én van het gelijknamig kunstboek dat tegelijkertijd wordt gepubliceerd. Auteur Willem Elias laat u kennismaken met Marcase, de kunstenaar die al veertig jaar ontdekt wat hij niet zoekt.

 

Oog in oog staan (het oog van de kunstenaar zit in het werk verborgen, zeggen de Freudianen) met een lijnenspel, blijft als ervaring in aanvang iets hebben van een koe die naar een piano kijkt. De afwezigheid van enige herkenbare figuratie stemt bevreemdend. Hoe kan men op zoek gaan naar een interpretatie? De werkelijkheid is hier weg als referentiepunt, de sferen zijn des te meer als context aanwezig.

Marcase, Haina, 2015, 70 x 90 cm 48 > september 2016 DEGEUS

 

Hebben de lijnen van Marcase niet iets van het zoeken naar een middeleeuwse grondigheid? Roepen ze de gefundeerde vormelijkheid niet op van de eerste letter van het eerste woord van de aanzet van de incunabelen? Of is elke kalligrafie frivole sierlijkheid? De menselijke cultuur zit raar ineen als het gaat over de balansen tussen ernst en vrolijkheid, tussen lelijkheid en schoonheid.

 

De tekenleer toont verder dat Marcase een systeem ontwikkeld heeft, met een code die langzaamaan op zijn minst gevoelsmatig begrijpbaar wordt. Een ‘systeem’, zei ik, een filosofische term die verwijst naar een in casu artistieke context waarbinnen, volgens eigen regels, de elementen spelen. Geen verkleind woord, ‘systeempje’, dat synoniem is van stereotiep, of van nog een lelijker woord binnen de kunstterminologie: ‘truuk’. Marcase is geen tovenaar. De magie komt tot stand via een sterke cerebrale concentratie, die de hand leidt of waar de hand het hare van denkt en haar zin doet. Even goede vrienden, er bestaat immers zo iets als ‘manuele intelligentie’. Dat is precies wanneer de hand haar verstand verliest. Van het één komt het ander.

 

SERENDIPITEIT

 

Wanneer ‘serendipiteit’ het tot titel verheven sleutelwoord blijkt van het oeuvre van Marcase, dan kan men niet anders dan deze term even toelichten, zo niet zou ik vervallen in een omgekeerde serendipiteit: niet vinden wat men zoekt. Het eenvoudig opzoeken in het woordenboek volstond niet. Inderdaad: met ‘de ongezochte vondst’ is de kous niet af. Het was zo’n twintig jaar geleden dat een kunstenaar, Yves Velter, me met betrekking tot zijn werk confronteerde met het begrip. Ik onthield het als een modieuze wind uit het kunstjargon, maar kwam nu via – ik beken – Google tot een ganse literatuurlijst die me even niet losliet.

 

Eigenlijk zijn er drie geschiedenissen mee gemoeid. Er is de lange lijst van voorbeelden van feitelijke ontdekkingen naar dingen waarnaar men niet op zoek is. Dan heb je de ‘Heureka’ van Archimedes als vroeg voorbeeld, over de ontdekking van Amerika en de appel van Newton naar penicilline van Fleming, het rubber van Goodyear en de x-stralen van Röntgen, met nog een apothekerslijstje van recente voorbeelden.

 

 

De menselijke cultuur zit raar ineen als het gaat over de balansen tussen ernst en vrolijkheid, tussen lelijkheid en schoonheid

 

Maar vooraleer de term als neologisme in voege kwam, hebben denkers al lang de gedachte geopperd dat mensen met een oog voor iets uit het toeval meer kunnen halen dan de toevalligheid zelf. Veel vroeger dan een vóórsocraticus kan men al niet gaan. Een fragment van Heraklitus luidt: ‘Indien het onverwachte niet verwacht wordt, zal men het niet ontdekken, omdat het (dan) niet na te speuren valt en ontoegankelijk blijft.’ Belangrijk voor deze gedachte is precies dat het ‘stom toeval’ is wat het is. Daarnaast bestaat er een toeval waar een verstandig mens iets mee doet, dat niet om het even wie kan. De negentiende-eeuwse kunsttheoreticus, John Ruskin, formuleert dit treffend: ‘Kwaliteit komt nooit toevallig tot stand, het is altijd het resultaat van intelligente inspanning. De wil moet aanwezig zijn om een superieur product te maken.’ Ook de fameuze uitspraak uit 1926 van Picasso is hier op haar plaats: ‘Je ne cherche pas, je trouve.’ En in de kunst kan als mooi voorbeeld van ‘het feitelijke vinden’ Kandinsky vermeld worden, toen hij de abstracte kunst uitvond door het zien van de artistieke kwaliteiten van één van zijn schilderijen dat op zijn zijkant tegen de muur stond. Wil men toch nog vroeger naar de gedachte van dit verschijnsel gaan, dan kan men zelfs bij de mythologie terecht. De oude Grieken hadden er zelfs een god voor, mijn préféré, ‘Kairos’ genaamd.

 

De term ‘serendipiteit’ kent zelf ook een niet simpele geschiedenis die mooi in kaart werd gebracht door de befaamde socioloog Robert Merton (1910 – 2003). Reeds in de jaren dertig van vorige eeuw was hij toevallig gestoten op het woord ‘serendipity’ in de Oxford English Dictionary. Dat bleef hem vooral bij omdat hij toen onderzoek deed naar wat de sociologie van de wetenschap zou kunnen zijn. Hij las er dat de term afgeleid is van een Perzisch sprookje dat uit 1302 stamt en voor het eerst gedrukt werd in 1557: ‘The Three Princes of Serendip’. Het is het verhaal van drie prinsen, zonen van de koning van Sri Lanka, dat toen de naam ‘Serendip’ droeg. Hun schranderheid bracht hen voortdurend op het spoor van dingen die ze niet zochten. In tegenstelling tot de betekenis die het woord ‘serendipiteit’ verkreeg, waren daar ook veel narigheden bij.

 

Toch werd het de inspiratiebron voor Horace Walpole (1717 – 1797), een florissante man van de letteren die ook aan politiek deed, om het verschijnsel dat men bij het zoeken naar iets ook iets onverwachts nuttigs kan vinden, een naam te geven. Aanvankelijk werd het neologisme ‘serendipity’ slechts aan de bestemmeling van zijn brief (18-1- 1754), Horace Mann, toevertrouwd. Toen zijn volledige correspondentie – een rijke bron om het leven in die tijd te leren kennen – gepubliceerd werd in 1833, sijpelde het woord ‘serendipity’ langzaamaan door in de literaire kringen. De tijd was er rijp voor, stelt Merton, omdat de negentiende eeuw zeer vruchtbaar was voor uitvindingen. Het duurde echter tot 1909 vooraleer het in Engelse en Amerikaanse woordenboeken opgenomen werd.

 

Naast de ‘ongezochte vondst’ als betekenis, vindt men aanvankelijk ook deze van ‘toevallige schranderheid’. Deze laatste betekenis verdwijnt vrij snel. Maar het zegt toch iets over de dubbelheid dat tegenover het ongezonde van het toeval, de zekerheid van een basis van menselijke kwaliteiten moet staan. Vandaar dat het zo boeiend is met betrekking tot de reflectie over het verloop van wetenschappelijk onderzoek. Merton hield met het ‘serendipity-concept’ veel rekening in zijn eigen opvattingen over sociologie. Toch wachtte hij zo’n vijftig jaar om het DEGEUS september 2016 >

boek, dat hij daarover samen met de historica Elinor Barber schreef, op de markt te brengen. Dat het boek uiteindelijk maar in 2004 uitgegeven werd, wijst wellicht op een dalende interesse eind de jaren vijftig voor dit begrip, maar vooral op een revival in de jaren negentig. Als men weet dat er, gezien zijn bezadigde leeftijd en de eraan verbonden gezondheidsproblemen, tien jaar verliepen om het aanvullend af te werken, dan komt men uit op 1994.

 

In van Dale komt het in 1984 voor het eerst aan bod onder ‘serendipisme’, om in 1992 te worden omgezet in ‘serendipiteit’. Vermits dit exemplaar naast mij als een engelbewaarder op mijn boekenplank staat, trek ik het even na: ‘serendipiteit (v.) < Eng. serendipidity, naar de titel van een verhaal van Horace Walpole The Three Princes of Serendib (Sri Lanka), gave om door toevalligheden en intelligentie iets te ontdekken waar men niet naar op zoek was.’ Hoewel in de Engelse oorsprong een ‘di’ teveel staat en dat van Dale het veertiende-eeuwse Perzisch sprookje aan de achttiende-eeuwse auteur Horace Walpole toeschrijft en niet aan de uitvinder van een neologisme, blijf ik vertrouwen op deze bijbel van de Nederlandse taal. Ik weet immers dat ook in bijbels fouten staan. Zelf een mooi voorbeeldje van serendipiteit. Ik zoek naar de betekenis van een woord en ontdek de feilbaarheid van het woordenboek der woordenboeken.

 

Plezierige informatie vindt men onder het lemma bij Wikipedia. Daar vertelt men ons de omschrijving van de Amerikaanse onderzoeker, Julius Comroe: ‘het zoeken naar een speld in een hooiberg, en er uit rollen met een boerenmeid.’ Wat me dan weer inspireert om een omschrijving van het omgekeerde van serendipiteit te suggereren: met een boerenmeid de hooiberg induiken en geprikt worden door een naald.

 

De magie komt tot stand via een sterke cerebrale concentratie, die de hand leidt of waar de hand het hare van denkt en haar zin doet

 

Men kan zich dus de vraag stellen wanneer de term in het kunstjargon is opgenomen. Getallen uit de jaren negentig zijn hier al meermalen aangehaald. Een term als ‘serendipiteit’ past inderdaad bij het anarchisme van het postmodernisme. De modernisten waren te ernstig om de rol van zo’n bijkomstig toeval als belangrijk te beschouwen. Als het toeval een rol speelt binnen het modernisme, bijvoorbeeld bij Pollock, dan is dit het moderne principe zelf, geen gelukkig bij-effect. Dat zou te frivool zijn.

 

DE VRIJGEDACHTE LIJN

 

Wat heeft het werk van Marcase nu met serendipiteit te maken? Het is niet zo dat hij op zoek was naar het tekenen van een perfecte rechte lijn, in de geest van de geometrische abstractie, en daarbij ontdekte dat afwijkingen van het doel ook interessante lijnen lieten ontstaan. Een kunstenaar wordt verondersteld te weten wat de potentialiteit van een lijn is. Zowel wat betreft haar nabootsend vermogen als haar expressieve kracht, haar zelfstandige schoonheid en ook haar vermogen concepten van de geest aan het lijntje te houden.

 

Deze misschien wat rare opsomming valt samen met de vier definities van kunst: de mimetische, de expressieve, de formalistische en de institutionele. Een dergelijke vondst van wat een lijn vermag, behalve recht te zijn, zou overigens niets onverwachts inhouden. Pas wanneer ze een begrip wordt van 50 > september 2016 D

de geometrie wordt ze getemd als kortste afstand tussen twee punten. Etymologisch stamt lijn echter af van ‘een uit vlas gemaakt touw’. Een dergelijke vervlechting houdt zelf reeds een avontuur in en suggereert de gelaagdheden die men ook in de verwantschap tussen ‘tekst’ en ‘tekstiel’ vindt. Dus daar zit het onverwachte van de Marcaselijn – ja, die bestaat – niet in. Hij heeft ze zelf gesponnen, niet ergens gevonden op zoek naar iets anders.

 

 Er bestaat zo iets als ‘manuele intelligentie’.

Dat is precies wanneer de hand haar verstand verliest

 

Als het woord ‘serendipity’ de eer kreeg titel te worden van zijn boek dan is dat omdat het serendipiteitsprincipe inherent is aan zijn zoekmethode naar een eigen lineariteit die mogelijk interessant is voor een ander. Dit laatste is een voorwaarde om kunst te zijn. Een uiting via plastische prothesen, potlood en kwast, kan pas kunst zijn als ze eventueel ook boeiend kan zijn voor waarnemers. Zo niet, zweeft ze tussen zelfkennis en psychotherapie.

 

Marcase heeft een ontwikkeling gemaakt, lijnen ontrold uit zijn gemoed, bewust van het betekenisproducerend vermogen van de vorm, zeg maar zijn kunstenaarschap. Ze leiden tot een ‘taal’, zou men in de jaren zestig van vorige eeuw geschreven hebben. Men heeft toen even geloofd dat schilderkunst een taal was, zonder zich zorgen te maken over de afwezigheid van iets wat op een woordenschat kan lijken en over de moeilijkheid om een grammatica op te stellen.

 

Een ‘tekensysteem’ daarentegen is schilderkunst wel. Het wordt mooier in het Frans oeuvre (mannelijk) genoemd. Daarbinnen is voor Marcase het serendipiteitsprincipe de regel van de ongeschreven grammatica; dit laatste dan als metafoor te begrijpen. De zoektocht is het vermogen van het lineaire. De ‘vondsten’ een term die hier dan voor een keer zich moet ontkleden van haar enigszins pejoratieve bijklank in de kunst, waarin meesterschap sinds jaar en dag academisch heerst en toevalligheid altijd wat verdacht klinkt.

 

Marcase weet niet welke lijn hij trekken gaat. ‘Trekken’ is ook niet het meest geschikte woord. De lat wordt teveel in de buurt verwacht. ‘Stuwen’ zou beter zijn, maar dat zegt men niet over lijnen. Over die van Marcase mag dat wel. De serendipiteit daarin is dan precies niet de gestuwde lijn, maar de deviaties, de omwegen die ze maakt wanneer ze ingedamd wordt, de vluchtroutes naar de creatieve vrijheid. Dit maakt de ingetogen rijkdom van zijn oeuvre uit.

 

Om te besluiten geven we even de evolutie weer van zijn oeuvre. Hij is ooit begonnen als vertegenwoordiger van de nieuwe figuratie en deed dit behoorlijk. De ‘echte’ Marcase is echter abstract of beter ‘abstraherend’, want de natuur is nooit veraf. Niet te fanatiek zoals de eerste generatie. Delaunay werd bijvoorbeeld uitgesloten omdat zijn werk nog teveel naar de realiteit verwees. De in Parijs verblijvende Belg, Michel Seuphor, was hier de grote censor. Dit verbod op ook maar enige link met de realiteit geldt ook voor de tweede generatie abstracten, kort na WO II waarop de popart reageerde. En eigenlijk ook voor de derde generatie, deze van de jaren zestig die terug soberheid wou wanneer de nieuwheid van de popfiguratie er een beetje af was.

 

De vierde generatie waartoe Marcase behoort, zoals ook zijn generatiegenoot Guy Leclercq, gebruikt het abstracte niet langer meer als principe, maar als een van de mogelijke vormsystemen. De geometrie is niet meer dwingend. Wil men al eens in een werk van Marcase een landschap zien, dan mag het open blijven of dat terecht is of niet. Het wordt als een meerwaarde bekeken. In die zin heeft zijn werk een postmoderne dimensie. Men vindt er niets in van de ondermijnende zottigheden die het modernisme in vraag stellen. Maar zijn abstractie gaat voorbij het dogmatisme.

 

De werken waarmee hij bekend geraakte, overigens in degelijke galerijen, dragen namen uit het muzikale modernisme: ‘repetitief’ en ‘serieel’. Maar door deze problematiek toe te passen op de schilderkunst was hij vernieuwend. Hoewel het ‘repetitieve’ onmiddellijk de geest van een artistiek kenmerk oproept, moet toch nog even aangestipt worden dat het hier niet om ‘herhaling’ gaat als een gebrek aan nieuwheid, die vervelend is. In positieve zin is ‘herhalen’ de kern van de kunst. Vergeten we haar religieuze oorsprong niet. Kunst is ontstaan uit het verlangen om in contact te komen met het numineuze. Het Latijnse ‘numen’ betekent: ‘een door een knik gegeven wenk’, vooral van een god, zodat het vlug ‘gebod’ gaat betekenen. Maar dat aspect is hier niet belangrijk. Wel dat kunst een poging is om met het goddelijke te communiceren.

 

Denkers hebben al lang de gedachte geopperd dat mensen

met een oog voor iets uit het toeval meer kunnen halen dan de toevalligheid zelf

 

God op zijn wenken bedienen zou een goede definitie van ‘godsdienst’ zijn. Als dat met een knipoog gebeurt, zit men in de ‘comedie’, maar de tragedie is ouder. Rituelen van mensen die wilden weten wat de goden met hen van plan waren en pogingen om de goden te overtuigen van de goede menselijke bedoelingen. Daarvoor is een medium nodig. Dat is kunst. Goden denken zelden cartesiaans. Dus met ‘l’idée claire et distincte’ springt men niet ver. Een logisch vertoog is hier niet nodig. De herhaling als verdieping werkt beter. Dat levert de kunst. Ze kan dit omdat het medium kunst verondersteld wordt een zodanig krachtige vorm te hebben dat deze niet snel verslijt. Het is precies dit vermogen van de artistieke vormgeving die door hedendaagse kunstenaars herdacht wordt. Niet meer om de goden te raadplegen, maar om betekenissen uit te wisselen met de mensheid. Maar dan toch meer dan het rationele vermag.

 

Willem Elias DEGEUS sept 2016

Marcase - Haina - 2015 - acrylic on canvas - 70 x 90 cmMarcase - Matoui - 2015 - acrylic on canvas - 100 x 120cmMarcase - Parvi - 2015 - acrylic on canvas - 50 x 60 cmMarcase - Lakin - 2015 - acrylic on canvas - 70 x 90 cmMarcaseserendipitylannoo